We gaan kijken hoe we ons aanpassen en daardoor het contact met onszelf verliezen. Een manier van aanpassen die we allemaal kennen, in meer of mindere mate, is anderen accommoderen, anderen tevredenstellen; anderen op hun gemak stellen, doen wat het beste is voor de ander.
Een zekere mate van aanpassing is gezond; leven en laten leven. Maar wat niet gezond is, is jezelf opofferen, jezelf verliezen. En we verliezen onszelf vaak als we ons aanpassen aan de ander. We passen ons vaak aan de ander aan, omdat we onbewust denken dat als we dat niet doen, we uiteindelijk alleen zullen zijn. En onbewust geloven we dat alleen zijn gevaarlijk voor ons is.
In ons allemaal zit een diepe overtuiging dat gewoon onszelf zijn, in onze natuurlijke staat zijn, betekent dat we niet kunnen functioneren in het leven, dat we niet kunnen overleven. We hebben het geloof ontwikkeld dat er in deze wereld geen plaats is voor wie we zijn en dat we ons aan anderen moeten aanpassen om te overleven.
Deze overtuiging is meestal onbewust en werd gecreëerd toen we nog heel jong waren, toen we echt niet konden overleven zonder de ander. Als kind waren we in contact met ons wezen. We waren onszelf. Maar we werden vaak niet gezien in wie we waren, in ons wezen. Of we werden zelfs afgewezen. En dat was heel pijnlijk voor ons. Stel je voor: je bent 1 of 2 jaar oud en je reikt uit naar moeder (de verzorgende omgeving) en moeder is er niet. Moeder is fysiek of emotioneel niet beschikbaar. Er is geen contact, er is geen verbinding. En dit gebrek aan verbinding wordt door het kind als levensbedreigend ervaren. Het kind is immers volledig afhankelijk van moeder voor liefde, bescherming, zorg, warmte en voeding. Het kind kan niet overleven zonder moeder. En deze pijnlijke ervaring bracht twee bewegingen op gang.
Het eerste wat er gebeurde toen we niet gezien werden, toen er geen contact was, was dat we ons terugtrokken. We trokken ons samen, maakten onszelf klein, als verdediging tegen de pijn, en we namen een afwachtende houding aan. We wachtten op de juiste omstandigheden om uit te reiken. Maar omdat het levensbedreigend was om geen contact met moeder te hebben, was er tegelijkertijd een enorme instinctieve behoefte om die verbinding te herstellen op het punt waar die verloren is gegaan. En dit bracht een tweede beweging op gang. Hier wacht het kind niet op de juiste omstandigheden om uit te reiken, maar begint het actief contact te zoeken om de verbinding te herstellen waar die verloren is gegaan. “Als ik niet gezien word in wie ik ben, hoe moet ik dan wel zijn om gezien te worden?” En vaak was het antwoord dat we vonden: accommoderen; de ander een plezier doen, de ander op zijn gemak stellen. Doen wat het beste is voor de ander.
Deze aanpassing was dus een poging om de verbinding te herstellen waar die verloren was gegaan en om die verbinding in stand te houden. En door dit te doen, hebben we ook de pijnlijke ervaring van geen verbinding afgewend. En het heeft gewerkt. Het heeft ons beschermd tegen pijn en het heeft ons geholpen te overleven. Maar daarmee verloren we ook het contact met ons wezen, met wie we werkelijk zijn.
En dit is precies wat er nu ook in ons volwassen leven gebeurt wanneer we ons aanpassen. Wanneer we ons aanpassen, verliezen we het contact met ons wezen, met wie we werkelijk zijn. Wanneer dit gebeurt, wanneer je je aanpast en je voelt dat je het contact met jezelf verliest, dan kun je ervan uitgaan dat deze overlevingsstrategie aan het werk is; dat je onbewust wilt voorkomen dat je alleen komt te staan en dat je de pijn van geen verbinding gaat voelen.
En de oplossing hier is dat wat je wilt voorkomen, alleen komen te staan, volledig te omarmen, om helemaal aanwezig te blijven bij de angst om alleen te zijn. Door de realiteit van geen verbinding nu volledig toe te laten, wat we als kind niet konden, kunnen de bijbehorende pijn en angst ons lichaam en systeem verlaten. En als gevolg daarvan lost de verdediging ertegen, het aanpassen en accommoderen, op natuurlijke wijze op. De behoefte om je aan te passen lost volledig op. Hierdoor blijf je in contact met jezelf en voel je je vrij en in staat om je leven volledig te leven.
Weet dat het aanpassen en anderen accommoderen je heeft geholpen om te overleven, maar dat het je nu tegenhoudt om jezelf te zijn en je leven ten volle te leven. En het is niet langer nodig. Je hebt al overleefd. Je bent hier.
Inquiry oefening
Hoe pas jij je aan? Hoe doe je dat in je familie, in vriendschappen, in relaties, op je werk? Maak je jezelf klein? Zwijg je als je over iets anders denkt? Draag je onopvallende kleding? Ben je ontrouw aan jezelf om niet beschuldigd te worden van ontrouw aan anderen? Heb je ooit gemerkt dat je een inzicht hebt en dat je het voor jezelf houdt om erbij te horen, om deel uit te maken van de maatschappij?
En onderzoek hoe deze aanpassing je nu tegenhoudt om helemaal jezelf te zijn, om te zijn wie je werkelijk bent. Onderzoek hoe je gewoonte om je aan te passen aan anderen je expansie vermindert en beperkt; hoe deze gewoonte je loskoppelt van jezelf.
Je kunt de oefening met iemand anders doen als stille getuige. Ieder neemt vijftien minuten de tijd om de vragen te onderzoeken. Er is geen discussie of feedback terwijl je je monoloog doet. Als je alleen bent, kun je het onderzoek schriftelijk doen.